Bodemdaling: diepe bodemdaling door zoutwinning

Diepe bodemdaling door zoutwinning

Zoutwinning vindt vaak plaats op een diepte tussen de 1 en 3 kilometer. Zout wordt in Nederland gewonnen door oplosmijnbouw. Er wordt zoet water in de zoutlaag ingebracht, waarin het zout oplost. Er ontstaan holtes (cavernes) in de diepe ondergrond met daarin zout water (pekel), dat door de bedrijven op wordt gepompt. Het opgepompte water wordt verdampt en het zout blijft over. In Veendam wordt gebruik gemaakt van de “squeeze methode”, hier wordt een speciale magnesium zoutlaag naar een centrale caverne toegedrukt.

Zout gedraagt zich op grotere diepte plastisch en de cavernes worden uiteindelijk langzaam dichtgedrukt. In sommige gevallen is een deel van het dak van een caverne bezweken. Door al deze processen zakt het aardoppervlak uiteindelijk in. Dit wordt diepe bodemdaling genoemd.

Vergroot afbeelding
Beeld: ©CM
Effecten van diepe bodemdaling door zoutwinning

Vervormingen van het aardoppervlak

Door diepe bodemdaling treden er vervormingen op van het aardoppervlak. Deze vervormingen bestaan onder meer uit zakking, kanteling, kromming en horizontale rek.

Horizontale rek

Vooral de horizontale rek kan schade opleveren aan een gebouw. Het gebouw wordt als het ware "uit elkaar getrokken” of “in elkaar geduwd”. Meestal zijn deze vervormingen erg klein. Op basis van diepe bodemdalingsmetingen toetsen wij hoe groot deze horizontale rekken zijn.

Vervorming in gebouwen door bouwkundige oorzaken

Elk gebouw vervormt in de loop van tijd in meer of mindere mate. Men zegt vaak dat een gebouw ‘werkt’. Door temperatuurwisselingen en verschillen in vochtgehalte kunnen onderdelen van een gebouw uitzetten en krimpen. Ook de eigenschappen van de vaak verschillende soorten materialen die in een gebouw zijn gebruikt kunnen zorgen voor extra vervormingen. In de bouwkunde wordt dit verhinderde en opgelegde vervormingen genoemd.

Verhinderde vervorming

Dit is het verschijnsel dat een bepaald deel van een gebouw wil vervormen. Zoals een gemetselde muur die krimpt terwijl die vervorming door een andere deel van een gebouw (bijvoorbeeld een betonvloer) wordt verhinderd. Dit komt doordat de muur vastzit aan de vloer. Doordat deze krimp verhinderd wordt kunnen scheuren ontstaan in de muur die wil vervormen. Ook kunnen er scheuren ontstaan bij de aansluiting tussen de muur en de vloer.

Opgelegde vervorming

Dit is het verschijnsel dat een bepaald deel van een gebouw wil vervormen. Zoals een vloer die doorbuigt onder een groot gewicht terwijl een ander deel (bijvoorbeeld een gemetselde muur die op deze vloer rust) die vervorming van de vloer niet kan volgen. Hierdoor kunnen scheuren ontstaan in het onderdeel dat de vervorming niet kan volgen. In dit geval dus in de muur. Ook is het mogelijk dat bij de aansluiting tussen vloer en muur een scheur ontstaat.